Marcus, 12: 38-44
Lieve mensen,
Ik ben opgegroeid in een tijd waarin men jaarlijks betaalde voor de plek die je innam binnen de kerk. De duurste plekken waarin voorin, waar ook de grootste boeren zaten, die konden het namelijk wel, hoe verder je naar achteren kwam, de banken werden er ook steeds slechter van kwaliteit, daar zaten de minderbedeelden. Eén keer per jaar ging mijn vader na de laatkerk naar de bijeenkomst van de bankenpacht, daar werden de banken verdeeld. Elk jaar kwam hij thuis met vijf plaatsen in bank nummer negen. We hadden weer plek gevonden voor een jaar en konden tevreden zijn. De opbrengst van de bankenpacht was voor het onder houd van de kerk en natuurlijk voor het levensonderhoud van de geestelijkheid. Tussen de aanzienlijken die op de eerste rijen zaten, zaten ook degenen die het met minder moesten doen, zij gaven niet van hun overvloed, maar van hun armoe. Gelukkig was mijn vader bij de invoering van de latere, vrijwillige kerkbijdrage en het zondagse plaatsengeld. Je was daarna vrij om te gaan zitten, maar de meesten bleven trouw aan hun vaste plaatsen.
Geld speelde een belangrijke rol binnen de godsdiensten, al in de tijd van Mozes, zo lazen we in Exodus, het verhaal van de Uittocht. Daar moesten mensen een soort losgeld betalen om bij het uitverkoren volk van God te behoren, want door deze registratie kon je voorkomen door een of andere plaag getroffen te worden. Iedere man, zo staat er van twintig jaar of ouder, moet een halve sjekel betalen, die gebruikt wordt voor de dienst in de ontmoetingstent. Daarmee werd het onderhoud voor de woonplaats van de Heer verzekerd.
Bovendien, zo staat er, werden ze door de losprijs bij de Heer in herinnering gebracht, opdat Hij hen niet zou vergeten.
Geld en godsdienst, lieve mensen, dat is een huwelijk met grote gevaren. Door het geld loop je het risico uit het oog te verliezen, daar waar het in feite om gaat. Om God te eren en zijn schepping te dienen in het leven van alledag. Ja, geloof en godsdienst, het is er wonderlijk mee gesteld, zo leert onze mensengeschiedenis. Zij kunnen het mooiste in ons naar boven roepen, maar ook het slechtste. Ja, zij brengt prachtige gebouwen tot stand, de meest mooie kathedralen, basilieken en moskeeën zijn tot stand gebracht met goud en zilverwerk. Prachtige schilderijen, ramen en beeldhouwwerken zijn er geschapen. Zij heeft de prachtigste muziek tot stand gebracht. Grote en bijzondere daden van diaconie en zorg voor de naasten zijn er uit voortgekomen. Maar er is ook een keerzijde, want uit naam van God zijn er brandstapels opgericht en smerige oorlogen gevoerd met God in ons vaandel. Geloof dat verzoening en vergeving tot stand moest brengen, heeft juist mensen verdeeld. Denk maar aan de Reformatie, ik noem het de grootste schande die de kerk is overkomen. Die vele landen, gemeenschappen, families en gezinnen tot op vandaag toe nog verdeelt. Terwijl ons geloof juist bevrijdend zo moeten zijn.
Zie de worsteling van onze kerken heden ten dage, het lijkt erop dat God Ootmarsum, Twente, Nederland, West Europa gaat verlaten. Onze huidige moderne mens heeft er geen boodschap meer aan. Ze verlaten de kerk en het geloof, omdat het hen niets meer zegt, omdat ze hun heil zoeken in geld, in goed, in zaken die kortstondig geluk brengen. Ja, ik moet zeggen, dat de kerk ook niet altijd de antwoorden weet te geven op de vragen van onze tijd. En natuurlijk kun je de kerken verwijten, dat zij de antwoorden altijd al wisten en de ze de mensen oplegden. Dat zij worstelden met de huidige cultuur. Dat zij de waarheid in pacht had en de laatste antwoorden wist te geven. Terwijl wij dit laatste antwoord van ons leven nooit zeker weten, omdat het leven een geheim is, van het begin tot aan het einde. Paus Franciscus roept, in het synodale proces, de kerken op vooral ons oor te luister te leggen bij het gelovige volk, om te weten te komen wat hun vragen zijn, waar zij mee worstelen, zonder er meteen een antwoord op te hebben. Om zo door dienstbaar te luisteren, de stem van de Heilige Gees te ontdekken.
Ja, er is ook geloof dat zich niet afwendt van de wereld, dat mensen niet mond dood maakt, het denken uitschakelt en verdeelt, maar dat voor geen vraag terugdeinst, terwijl ze tegelijkertijd weten dat het laatste antwoord nooit kan worden gegeven, omdat wij spreken over geheimen, omdat de Eeuwige, geprezen zij zijn naam, boven het dak van ons denken woont.
Woorden vinden voor ons geloof, die woorden op papier zetten, laten klinken in een lied, ordenen in en leer, verbeelden in rituelen en gebaren, het mag allemaal, het moet ook, want je kunt niet zonder tempel, niet zonder rabbijnen, zonder kerken priesters en predikanten, je kunt niet zonder moskeeën en imams, nee je kunt niet zonder voorgangers. Want een mens moet zijn geloof vieren en voeden, het moet worden uitgesproken en niet verdampen. Het moet ook aan volgende generaties worden doorgegeven. Maar je moet er wel op letten dat het geloof niet stolt of verstart. Want als de bezieling ontbreekt, verschrompelen rituelen tot sleur, verliezen liturgische vormen hun inhoud, en roepen de woorden en symbolen niets meer op. Dan gaan godgeleerden voor God spelen, worden Schriftgeleerden letterknechten en blinderen de bisschoppen de ramen van hun paleizen en bekommert niemand zich meer om de weduwe. Eens zullen we ons daarvoor moeten verantwoorden.
En juist die weduwe uit het Evangelie, kan ons weer op het goede spoor zetten. In haar armoede denkt ze ondertussen aan anderen. Ze had ook kunnen denken: Eén penningske voor God en eentje voor mij, eerlijk zullen we alles delen. En dan was ze ook nog buitengewoon gul geweest. Maar ze offert allebei, heel haar bios, zo staat er in het Grieks: heel haar vermogen, haar levensonderhoud. Ze offert alles wat ze zelf nodig heeft om van te leven. In al haar armoede denkt ze aan anderen. En dat is totaal iets anders dan de plichtmatige offerbereidheid van de Farizeeën en de rijken, want die geven om gezien te worden, en daarvoor graag beleefd en dankbaar gegroet willen worden. Niet zij, vindt God, redden de wereld, maar de kleine en sjofele mensen die eerst aan anderen denken. Juist zij moeten ons tot voorbeeld zijn. Zij halen nooit de voorpagina van de kranten, zij staan niet in de belangstelling van de media, maar bereiken wel de harten van de mensen.
Het gaat in dit verhaal niet alleen om barmhartigheid alleen, maar om het volstrekte overgave aan God. De weduwe leest ons vandaag de les. Ze geeft alles wat ze bezit omdat ze weet dat Gods liefde eindeloos is. Is ons geloof ook zo sterk? Jezus zegt ons: Spiegel je niet aan de rijken, maar aan de armen. Want rijken willen meestal maar één dingen dat is nog rijker worden. Terwijl de armen meestal oog hebben voor hun medemensen. Laten we bidden om genade, dat ook onze eigen levenskruik vol zit met geloof, met liefde en mededeelzaamheid. Amen.
Ootmarsum 17 november 2024, pastor Jan Kerkhof Jonkman